Er is geenzekerheid over het ontstaan van waterpolo. De Engelse sportjournalist enoud-waterpolospeler Kelvin Juba noemt een zekere William Wilson, in 1844 uitSchotse ouders geboren, als de uitvinder van het 'handbal in water'. Hem zou in1876 door zijn zwemvereniging Aberdeen zijn gevraagd regels voor een balspel tewater te ontwerpen. In 1877 zou de eerste officiële waterpolowedstrijd zijngespeeld tijdens het Bon Accord Swimming Festival in de Schotse rivier de Dee.Het is niet bekend of Wilson het spel verder heeft ontwikkeld.
In 1885werd waterpolo officieel erkend. In 1887 werden voor de eerste maal echtedoelen gebruikt. In 1888 werd in Engeland een waterpolocommissie opgericht enhet eerste nationale kampioenschap gespeeld. In datzelfde jaar werden regelsvastgelegd en werd het spel vanuit Engeland naar de Verenigde Staten (Boston)geëxporteerd. Waterpolo won snel aan populariteit. In 1894 begon men er in Duitsland en Oostenrijk mee, in 1895 in Frankrijk, in 1897 in Hongarije en 1900in Italië.
Leiden (LZ1886) en Amsterdam (Het Y en DJK, beide opgericht in 1892) waren de eerstesteden in Nederland waar de waterpolosport beoefend werd.
Een teambestaat uit zeven veldspelers waaronder een keeper. Bij de jeugd kunnen teamsuit minder spelers bestaan. De spelers dragen een cap; wit voor hetthuisspelend team en blauw voor het uitspelend team. Beide keepers hebben eenrode cap. Alle spelers hebben oorbeschermers aan hun cap. De oorbeschermerszijn belangrijk: deze moeten de oren beschermen tegen grote druk van buiten alseen bal hard tegen de oren wordt gegooid. Spelers hebben tegenwoordig ook vaakeen gebitsbeschermer, een toque en een tweede zwembroek of badpak aan voor hetgeval er aan de zwemkleding wordt getrokken. Er zijn ook specialewaterpolozwembroeken en -badpakken, die zijn dubbel zo dik als gewonezwemkleding.
Eenwedstrijd is verdeeld in vier periodes, die, afhankelijk van de leeftijd van despelers, het competitieniveau en het land, 3 tot 8 zuivere minuten duren. Ditbetekent dat de tijdmeting wordt stilgelegd tussen het begaan van eenovertreding (op het fluitsignaal van een van de één of twee scheidsrechters) enhet nemen van de daaropvolgende vrije worp. De scheidsrechter(s) zwemmen zelfniet mee, maar staan aan de lange zijde van het speelveld, buiten het water. Inde meeste competitiewedstrijden wordt gebruikgemaakt van een schotklok. Deschotklok houdt de tijd bij, waarbij een schot op het doel moet zijn geweest,anders gaat de bal naar de tegenpartij. Bij balverlies wordt de schotklok op 30seconden teruggezet. De schotklok wordt op 20 seconden teruggezet bij devolgende situaties: wanneer de bal in het spel gebracht wordt door middel vaneen corner, of als er sprake is van balbezit door hetzelfde team als datgeschoten heeft, of na een uitsluiting.
Dit wordtaan de jurytafel bijgehouden. Meestal hangt de schotklok aan beide zijden vanhet bad en loopt van 30 of 20 seconden terug naar 0.
Deze regelis ingevoerd om het waterpolospel aantrekkelijker te maken. In de laatsteperiode wordt er door middel van een signaal aangegeven dat er nog één minuutte spelen is. Na 2 periodes wisselen de teams van speelhelft. Na elke periodeis er voor de teams even tijd om op adem te komen. Het wisselen van spelers magtijdens het spel via het terugkomvak, of langs de zijlijn van het eigenspeelhelft (als de grootte van het bad dit toelaat), maar dit heeft als nadeeldat de wisselende partij even in de minderheid is. Wisselen na een doelpunt oftijdens de rust kan zonder restricties. Als een winnaar vereist is en na devier perioden de stand nog gelijk is, worden strafworpen genomen. Verlengingenwaren er enige jaren geleden nog wel, maar nu niet meer.
Hetspeelveld is maximaal 25 meter breed en 30 meter lang bij heren, bij dames isde maximale lengte 25 meter. Is het bad waarin gespeeld wordt groter, dan wordthet speelveld afgebakend door drijvende lijnen. Bij kleinere baden wordtdispensatie verleend op de afmetingen van het speelveld. De minimale groottevan het veld is 10 meter breed en 20 meter lang.
De minimalediepte van het bad is 1,80 meter. Wanneer dit maar net gehaald wordt en watgrotere spelers dus op de bodem kunnen staan, dan is dit alleen toegestaanwanneer de betreffende speler de bal niet in zijn bezit heeft. Zodra een spelerde bal krijgt moet hij zwemmen. Blijft hij toch staan, of zet hij zich af vande bodem, dan wordt dit bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Debeide doelen bevinden zich midden op de achterlijnen van het veld. Ze zijn 3meter breed, 0,90 meter hoog en 1 meter diep. Is het bad waarin gespeeld wordtniet geschikt voor een doel met een diepte van 1 meter, dan moet het doel tenminste 0,30 meter van de badrand geplaatst worden. In een bad met een diepteminder dan 1,50 meter dient de afstand tussen de bodem en onderkant van dedoellat 2,40 meter te zijn. De doelpalen en dwarslat dienen 0,075 meter breedte zijn en wit geschilderd.
De sportwordt beoefend met een speciale bal. De bal die gebruikt wordt door herenteamsis ongeveer even groot als een voetbal en heeft een gewicht van 400 à 450 gram.De bal die gebruikt wordt bij dames- en jeugdteams is iets kleiner en ietslichter. Een belangrijk kenmerk van de bal is dat hij veel grip heeft, zodat jehem ondanks zijn grootte toch met één hand kunt vasthouden. Als de bal vaakgebruikt wordt verliest hij zijn grip, en moet hij vervangen worden.Waterpoloballen worden ook gebruikt bij kanopolo.
De bal magdoor veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. De keepers mogende bal met twee handen aanraken binnen de 6-meterzone. Verder mogen spelers diede bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onderwater komen, als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijkaanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen wordt bestraftmet een vrije worp voor de tegenpartij. Als dit echter binnen de 6-meter zonegebeurt met de bedoeling een doelpunt te voorkomen dan zal er eenvijf-meterbal(penalty) toegekend worden aan de tegenstander.
Aqua Sport Brugge gebruikt je gegevens enkel in het kader van dit bericht en houden deze een week bij. We willen je graag persoonlijk aanspreken en vragen hiervoor optioneel je naam.